Parelmoer wordt al sinds de prehistorie gebruikt voor versiering. In de moderne tijd werd het ook artistiek gebruikt in inlegwerk, spelfiches, devotionele artefacten, als kraal voor de industrie van gekweekte parels, maar ook in de knopenindustrie, omdat het nogal populair was voordat plastic in actie kwam. Parelmoer is de gladde parelmoerachtige coating aan de binnenkant van sommige weekdieren en Pinctada maxima, de Australische pareloester in de Zuidzee (ook bekend als parelknoopoester en parelmoer oester) is een vrij belangrijke bron geweest, niet alleen voor de kwaliteit van het parelmoer, maar ook omdat de wilde schelpen beruchte afmetingen hebben van gemiddeld 20 tot 30 cm, tot 40 cm in uitzonderlijke gevallen. Hoewel lokale schelpen in het noorden al sinds de prehistorie zijn verzameld, begon de parelindustrie pas in 1868 in Australië, vooral in Queensland. Op de foto's een sorteerder voor parelschelpen in Thursday Island, Queensland, Australië. Foto Frank Hurley © Nationale bibliotheek van Australië; en een reeks Pinctada maxima-schelpen die worden vervaardigd als knopen, uit de collectie van het Museum of Applied Arts and Sciences (zwart-witfoto uit 1933 bij The Pearlbutton Manufacturing Co. Ltd in Sydney, New South Wales, Australië).
Bron: Rui Galopim de Carvalho (Portugal Gemas Academy)